Welkom op de kennisbank

Zoek of selecteer hieronder

Arbeidstijdverkorting


  • 1.Bij aanvang van het kalenderjaar worden 22 atv-dagen toegekend. Van deze dagen worden er ten hoogste 14 door de werkgever aangewezen. De aanwijzing geschiedt voor het einde van de werkdag, voorafgaande aan de atv-dag. De overige 8 dagen worden in overleg tussen werkgever en werknemer één keer per maand vastgesteld, behalve in de maanden juni, juli en augustus.
  • 2.Van de overeenkomstig lid 1 genoemde 14 door de werkgever aan te wijzen atv-dagen kunnen er maximaal 7 worden opgesplitst in blokken van minimaal 2 uur. De aanwijzing kan geschieden op de dag zelf, doch maximaal eenmaal per dag. Tijdens deze atv-uren mogen er op dezelfde locatie als waar de werknemer werkzaam was, geen inleenkrachten worden/zijn ingezet in een gelijkwaardige en/of uitwisselbare functie. Bij het aanwenden van atv overeenkomstig en het tijdsdeel van de tijd-voor-tijdregeling van artikel 12 lid 2 geldt dat per functiegroep eerst de atv wordt opgenomen.
  • 3.Tijdens arbeidsongeschiktheid worden geen atv-dagen toegekend.
  • 4.Aan het eind van het kalenderjaar heeft verrekening van atv-dagen plaats op basis van de volgende uitgangspunten en regels:
    • Het aantal atv-dagen wordt bepaald aan de hand van de volgende formule:
      22 atv-dagen -/- ((aantal ziektedagen : aantal werkbare dagen) x 22), waarbij het aantal werkbare dagen 260 of 261 bedraagt.
    • Een negatief saldo (meer opgenomen dan toegekend) komt in mindering op het aantal atv-dagen/uren van het daarop volgende kalenderjaar.
    • Een positief saldo (meer toegekend dan opgenomen) wordt aan het aantal atv-dagen/uren van het daarop volgende kalenderjaar toegevoegd.
    • In het algemeen geldt dat toekenning en opname van atv-dagen/uren zoveel als mogelijk gelijk dienen te zijn en dat het saldo aan het eind van het kalenderjaar de nul dicht dient te naderen.
  • 5.
    • a.Eénmaal per jaar heeft de werknemer het recht het saldo van de atv-dagen te verkopen.
    • b.De waarde van een atv-dag bedraagt 8 maal het basisuurloon van de individuele werknemer inclusief vakantietoeslag.
    • c.De werkgever maakt bekend op welk moment en op welke wijze de werknemer van dit recht gebruik kan maken. De werknemer geeft aan waarvoor hij de opbrengst wil aanwenden.
  • 6.Het aantal door de werkgever aan te wijzen dagen – inclusief de overeenkomstig artikel 20 lid 4 aangewezen snipperdagen – zal de 15 per jaar niet te boven gaan.
  • 7.De op 1 maart 1991 geldende afwijkende regelingen blijven toegestaan.
    Per bedrijf kan een afwijkende regeling ten opzichte van de uitroostering in atv-dagen worden overeengekomen, inhoudende een verkorting van de wekelijkse arbeidsduur onder in mindering brenging van een evenredig aantal atv-dagen. Deze regeling dient de goedkeuring te hebben van cao-partijen. Een besluit hierover zal worden genomen door de Vaste Kommissie. Deze goedkeuring zal worden verleend indien en nadat in het betreffende bedrijf over de regeling volledige overeenstemming is bereikt met de ondernemingsraad c.q. de personeelsvertegenwoordiging. De regeling gaat eerst in na goedkeuring door de Vaste Kommissie. De Vaste Kommissie heeft het recht de goedkeuring te onthouden indien naar de mening van de Vaste Kommissie de regeling een zodanige vorm heeft gekregen dat er voor het betrokken personeel geen merkbare verkorting van arbeidsduur optreedt.